De starheid waarmee bedrijventerreinen worden ingericht staat haaks op de door de overheid zo gewenste ontwikkeling van circulaire werklocaties. Dat geldt ook voor de voortdurende neiging om de stedelijke omgeving te verdichten. “We vergeten te kijken wat bedrijven voor elkaar en voor hun omgeving kunnen betekenen.”
Aldus Hans Mommaas, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, tijdens een symposium in Amsterdam over de uitkomsten van de zogeheten Challenge circulaire werklocaties 2050. Drie multidisciplinair samengestelde teams presenteerden in Pakhuis De Zwijger een zo concreet mogelijk ontwerp van wat in hun visie het bedrijventerrein van de toekomst moet worden.
De challenge was georganiseerd door de provincie Noord-Holland in samenwerking met Schiphol Area Development Company (SADC) en Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland (SKBN). Architectuur Lokaal organiseerde de in dat kader gehouden ateliers en het symposium.
Opmerkelijke uitkomst van de ontwerpsessie: op een circulaire werklocatie werken bedrijven zoveel mogelijk en ook op transparante wijze met elkaar samen, om optimaal gebruik te kunnen maken van elkaars grond- en reststoffen en producten. Die uitwisseling van grond- en bruikbare reststoffen beperkt zich niet tot een en dezelfde locatie, maar strekt zich uit tot regionale en zelfs landelijke netwerken van circulaire werklocaties.
Richting geven en ruimte maken
Juist die karakteristiek staat haaks op de huidige ruimtelijke planning van bedrijventerreinen, merkte Mommaas op. De circulaire economie en de ‘grondstoffenlandschappen’ die daar onderdeel van uitmaken vereisen veerkracht in de stedelijke en regionale ruimtelijke systemen. Waar nodig en mogelijk moeten die systemen in staat zijn om wonen, werken en mobiliteit met elkaar te integreren en van elkaar te laten profiteren. Maar op dit moment is eerder het tegendeel het geval. “Restwarmte bijvoorbeeld wordt in de rivier geloosd, in plaats van dat er woningen mee worden verwarmd.”
Het is de consequentie van de keuze om bedrijventerrein in te richten op basis van veiligheid en milieuclassificatie. “We zouden het heel anders moeten opzetten, door beter te kijken wat bedrijven voor elkaar en hun omgeving kunnen betekenen. In plaats van een strikte scheiding en verdeling van functies moeten verschillende bedrijven juist flexibel kunnen worden gevestigd. En dynamisch: de keten van grond- en reststoffen van een bepaald bedrijf kan vandaag nog van meerwaarde zijn, maar hoeft dat morgen niet meer te zijn. De dynamiek en flexibiliteit van de circulaire economie vragen om totaal andere wet- en regelgeving. Het is aan de overheid, lokaal en regionaal, om hier richting aan te geven en ruimte voor te maken.”
Overheid denkt nog te veel vanuit oude concepten
Maurits de Hoog, stedenbouwkundige van de gemeente Amsterdam erkende in zijn reactie dat er voor hem een nieuwe wereld is opengegaan dankzij de challenge. “Er wordt al volop geëxperimenteerd met circulaire gebiedsontwikkeling, maar de circulaire bedrijventerreinen zijn tot nog toe blijven liggen. Daarom is het goed dat dit gedaan wordt. Het is nodig dat we met elkaar ideeën ontwikkelen.”
Jaap Bond, gedeputeerde Economie van Noord-Holland, benadrukte dat nog eens in de afsluitende forumdiscussie: “We denken als overheid nog te veel vanuit de oude concepten. Deze challenge dwingt ons hierover na te denken, de samenwerking te zoeken en ermee te experimenteren.”
Na afloop bevestigde hij desgevraagd dat het wat hem betreft niet bij de huidige toekomstvisies blijft, maar dat de eerste circulaire werklocatie zo snel mogelijk realiteit wordt. “Ik ben er heel erg voor om er nu concreet mee aan de slag te gaan. Daarom zou ik op korte termijn een aantal grote bedrijven willen uitnodigen om hierin ook mee te denken en misschien ook mee te doen.”
Bond is zelf voorzitter van het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) en de provincie is aandeelhouder in de Schiphol Area Development Company (SADC). “Het samenwerkingsverband is er, en we hebben met het Schipholterrein de perfecte locatie in beeld. Laten we dus gewoon beginnen en kijken waar we in de praktijk allemaal tegenaan lopen. Het zou wel eens tot hele interessante bevindingen kunnen leiden.“